2.1 SLIM-subsidieregeling

De subsidie waar het in deze zaak om gaat betreft de SLIM-subsidie die de minister van SZW verstrekt op basis van de Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb ondernemingen en specifiek voor grootbedrijven in de landbouw- horeca-, of recreatiesector (Subsidieregeling).[1] Door de veranderende arbeidsmarkt is het belang van een leven lang ontwikkelen (ook wel afgekort met LLO) volgens de minister steeds groter.[2] In de toelichting bij de Subsidieregeling benadrukt de minister dat het in het mkb regelmatig ontbreekt aan tijd, geld, kennis of capaciteit om zich te richten op de toekomstbestendigheid van de onderneming en het op peil houden van de kennis en vaardigheden van de werkenden in de onderneming. Volgens de minister is het LLO in het mkb dan ook minder sterk ontwikkeld dan bij grotere bedrijven. Om het mkb voor te bereiden op de veranderingen op de arbeidsmarkt is de Subsidieregeling, ook wel SLIM-subsidieregeling genoemd, vastgesteld. Met de subsidie uit deze regeling kunnen mkb-ondernemingen investeren in de ontwikkeling van LLO binnen hun onderneming.

1. In de toelichting bij de Subsidieregeling is opgenomen dat de regeling structurele ondersteuning biedt om een leerrijke werkomgeving te creëren waarin het up-to-date houden van vakkennis en vaardigheden vanzelfsprekend is.[3] De subsidie op grond van deze regeling is bedoeld voor de kosten die ondernemers maken bij het creëren van die werkomgeving. De subsidie is niet alleen beschikbaar gesteld voor ondernemingen, maar ook voor samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen. De reden hiervoor is omdat initiatieven dankzij deze samenwerkingsverbanden op grotere schaal ingezet kunnen worden, aldus de minister in de toelichting.

NB. Ook samenwerkingsverbanden al dan niet samen met onderwijsinstellingen [1] (referent Marijn Mulders.

1. Artikel 10 aanhef en onder a van de Subsidieregeling luidt als volgt:

1. Artikel 3 van de Subsidieregeling luidt als volgt:

1. Artikel 4 van de Subsidieregeling (voor dit beroepschrift relevant) luidt als volgt:

1. Artikel 13 aanhef en onder a van de Subsidieregeling luidt als volgt:

1.1. De Algemene wet bestuursrecht (Awb)

1. De volgende artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (hierna: "Awb") zijn in het kader van dit beroepschrift – in het bijzonder – relevant.
2. Artikel 3:2 Awb luidt als volgt:

1. Artikel 7:12 eerste lid Awb luidt als volgt:

[1]              De naam van de Subsidieregeling wekt mogelijk verwarring ten aanzien van de activiteiten en ondernemingen die onder de regeling vallen, de Subsidieregeling is echter uitdrukkelijk bedoeld voor ondernemingen zoals die in het samenwerkingsverband Tomorrow.

[2]              Zie het algemeen deel van de toelichting bij de Regeling, Stcrt, 2019, nr. 70088, p. 12.

[3]              Stcrt, 2019, nr. 70088, p. 14.

[1]Als ik het goed begrijp is de onderwijsinstelling een referent (Marijn Mulders) en is de onderwijsinstelling geen onderdeel van het samenwerkingsverband. Dat is een verschil. Zou dit hier niet verder bespreken.

In de toelichting bij de Subsidieregeling is opgenomen dat de regeling structurele ondersteuning biedt om een leerrijke werkomgeving te creëren waarin het up-to-date houden van vakkennis en vaardigheden vanzelfsprekend is. De subsidie op grond van deze regeling is bedoeld voor de kosten die ondernemers maken bij het creëren van die werkomgeving. De subsidie is niet alleen beschikbaar gesteld voor ondernemingen, maar ook voor samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen. De reden hiervoor is omdat initiatieven dankzij deze samenwerkingsverbanden op grotere schaal ingezet kunnen worden, aldus de minister in de toelichting.

-------------------------------------

[4]              De naam van de Subsidieregeling wekt mogelijk verwarring ten aanzien van de activiteiten en ondernemingen die onder de regeling vallen, de Subsidieregeling is echter uitdrukkelijk bedoeld voor ondernemingen zoals die in het samenwerkingsverband Tomorrow.

[5]           Zie het algemeen deel van de toelichting bij de Regeling, Stcrt, 2019, nr. 70088, p. 12.

.[6] De subsidie op grond van deze regeling is bedoeld voor de kosten die ondernemers maken bij het creëren van die werkomgeving. De subsidie is niet alleen beschikbaar gesteld voor ondernemingen, maar ook voor samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen. De reden hiervoor is omdat initiatieven dankzij deze samenwerkingsverbanden op grotere schaal ingezet kunnen worden, aldus de minister in de toelichting.

Artikel 10 aanhef en onder a van de Subsidieregeling luidt als volgt:

Artikel 10 aanhef en onder a Subsidieregeling

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de subsidie in ieder geval geheel of gedeeltelijk geweigerd, indien:

a. de subsidieaanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen;

Artikel 3 Subsidieregeling

Het doel van deze regeling is om door middel van subsidie een bijdrage te leveren aan initiatieven in mkb-ondernemingen en in grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector, gericht op het stimuleren van leren en ontwikkelen.

1 De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken voor het bekostigen van onderstaande activiteiten die uiting geven aan het doel van deze regeling:

a. de doorlichting van de onderneming uitmondend in een opleidings- of ontwikkelplan gericht op het inzichtelijk maken van de scholingsbehoefte vanuit het perspectief van de onderneming;

b. het verkrijgen van loopbaan- of ontwikkeladviezen ten behoeve van werkenden in de onderneming, of in geval van een samenwerkingsverband werkenden in andere mkb-ondernemingen;

c. het ondersteunen en begeleiden bij het ontwikkelen of invoeren van een methode in de onderneming die werkenden in de onderneming stimuleert hun kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen tijdens het werk; of

d. het gedurende enige tijd bieden van praktijkleerplaatsen ten behoeve van een beroepsopleiding of een deel daarvan in de derde leerweg bij een erkend leerbedrijf.

            (…)

Artikel 13 aanhef en onder a Subsidieregeling

Met betrekking tot de initiatieven, bedoeld onder artikel 4, eerste lid, onderdeel a, b en c, komen niet voor subsidie in aanmerking:

a. onredelijk en niet noodzakelijk gemaakte kosten ter uitvoering van het initiatief of een onderdeel daarvan;